In 2009 is de Engelstalige versie uitgekomen van het boek van François Neyt; ‘Songye. The formidable statuary of Central Africa’. (Het Franstalige boek kwam al in 2004 uit). Zoals bekend, heeft Neyt belangrijk onderzoek gedaan naar de beeldhouwkunst van Centraal Afrika. Dit heeft geleid tot het uitkomen van zijn trilogie: 1) ‘La grande statuaire hemba’ (1977); 2) ‘Luba, to the sources of the Zaire; (1994), (waarin aandacht wordt gevraagd voor de afbeelding van de vrouw, die alom tegenwoordig was op de voorwerpen van de cultus, waarzegging en macht, en voor de belangrijkste Luba workshops); 3) dit Songe boek. (Voor ISBN gegevens e.d. zie http://www.africanartarchives.com ). Samenhang tussen de drie volkeren: de Songye zijn ook verbonden met de Luba; hun culturele en taaltradities hebben vele punten gemeen; bijvoorbeeld, de Kifwebe maskers hebben zich in beide culturen ontwikkeld. Andere morfologische trekken, en zelfs bepaalde typen voorwerpen, zoals zetels met kariatiden, zijn in alle drie de groepen te vinden. De Songye en Hemba beeldhouwkunst vertoont ook vele overeenkomsten. Het onderzoek van de Songye beelden vulde daarom een belangrijk hiaat op betreffende de regio die grenst aan het uitgestrekte sub-equatoriale woud. In de jaren 1870 tot 1900 hebben de Arabische slavenjagers en hun geallieerden overigens flink huis gehouden in het Songye gebied.
Het boek is uiteraard weer prachtig geïllustreerd met vele Songe topstukken. Als stam, woonachtig in de Democratische Republiek Congo, zijn de Songye het best bekend door hun onderscheidende beelden en (kifwebe)maskers, die eeuwen lang gebruikt zijn om dorpen te beschermen, om vijanden af te weren, en vruchtbaarheid en rijkdom te brengen. Vaak gaven zij hun beelden een naam en versierden die met hoorns, kralen, nageltjes, schelpen en stukjes kledingstof. Als gevolg daarvan heeft elk item een eigen, indrukwekkende identiteit. Zij worden geacht te zijn geladen met magische energie en werden slechts gebruikt door dorps sjamanen. Deze beelden hebben een enorme culturele en historische betekenis en zij vormen ook op zichzelf machtige kunstwerken.
Een bijzonderheid van dit boek is echter dat Neyt hierin op basis van een (computer)analyse van de verschillende details heeft gepoogd te komen tot een indeling in stijlcentra, workshops en beeldhouwers. Hij wijst erop dat de verschillende gebeurtenissen, bevolkingsbewegingen en contacten met buren de vormen hebben beïnvloed en dat het resultaat daarvan is dat deze regio bijzonder complex is qua stijlen men zeer voorzichtig moet zijn als men de objecten (die uit verschillende tijdsperioden kunnen stammen) probeert te lokaliseren.
Geanalyseerd zijn er zo’n 300 (foto’s van) objecten, naar zo’n 75 kenmerken, waarbij het de kunst was de juiste kenmerken te vinden voor zo’n analyse. De vastgestelde kenmerken zijn: de vorm van het hoofd (4 mogelijke kenmerken); de haarstijl (7 kenmerken); de ogen (8 kenmerken); de neus (4 kenmerken); de mond (5 kenmerken); de oren (6 kenmerken); de nek (4 kenmerken); schouders (6 kenmerken); het torso (4 kenmerken); de rug (6 kenmerken); armen (7 kenmerken); de handen (6 kenmerken); de billen (5 kenmerken); (de voeten 5 kenmerken) en het voetstuk (8 kenmerken). Lang niet altijd konden alle kenmerken bij elk beeld worden vastgesteld, bijv. omdat zij ontbraken of op de foto niet zichtbaar of herkenbaar waren. Zo konden de rug van slechts 85, de billen van 186, de voeten van 195, de oren van 212 en het voetstuk van 219 objecten/foto’s worden ingedeeld. Het leidde uiteindelijk tot het indelen van de beelden in totaal 13 groepen/subgroepen, te weten:
I. Eerste Westelijke traditie: Regio van de Belande.
II. Tweede Westelijke traditie: Regio van de Noordelijke Milembwe, de Belande en de Eki.
III. Derde Westelijke traditie: Regio van de Eki en de Kalebwe.
IV. Stijlen van de expansie, (d.w.z. buiten het Songye gebied), te verdelen in:
IV.1 aan het koninklijke Kuba hof.
IV.2 Stijlen van de Nsapo-Nsapo.
V. Stijlen uit de regio’s van de Sankuru en de Lubefu.
VI. Figuren met veel bronzen nagels. De Eki, Sanga en Kalebwe regio’s.
VII. De stijlen van de Kalebwe ya Ntambwe.
VIII. De geringe nekstijlen.
IX. Stijlen van de Sentery regio en de noordoostelijke grenzen, te verdelen in:
IX.1 De paalstijl. Foto’s 163 t/m 170. Aantal beelden statistiek 10.
IX.2 Centrale stijl van de Kalebwe ya Ngongo.
X. Centrale en Zuidelijke stijlen, te verdelen in:
X.1 De Kalebwe in het centrum en het zuiden.
X.2 De workshops vlakbij Kisengwa.
In sommige groepen bleken slechts weinig beelden van het totaal van 300 stuks te vallen (bijv. in groep IV.1 – stijlen van de expansie, in casu aan het koninklijke Kuba hof – slechts 4 objecten) en andere relatief veel (bijv. in groep II – Tweede westelijke traditie, de regio van de Noordelijke Milembwe, de Belande en de Eki – 57 objecten).
Ik heb een poging gedaan een tweetal Songe beeldjes aan de hand van de gegeven kenmerken in te delen in een van de door Neyt aangegeven groepen. Dat bleek mij nog niet zo simpel. Ik vond het soms moeilijk te begrijpen wat hij met iets bedoelde. Zo onderscheidt hij bijv. twee typen hoofden, al dan niet met een baard: 1) een ovalen hoofd zonder baard; 2) een ovalen hoofd met baard; 3) het omgekeerde peervormige hoofd zonder baard; 4) het omgekeerde peervormige hoofd met baard. Naar mijn idee waren de hoofden zo ongeveer allemaal peervormige, vrij driehoekige hoofden (niet alleen bij ‘mijn’ beeldjes, maar ook op de vele door Neyt getoonde foto’s, waarbij Neyt en zijn mensen echter de meeste beelden een ovalen hoofd toedeelt. Zo had ik het vaker moeilijk bij het vaststellen van de kenmerken van ‘mijn’ beeldjes.
Over het ene beeldje, de zwarte staande mansfiguur (H 24 cm) kwam ik uiteindelijk tot de conclusie dat die zou kunnen worden ingedeeld in groep IX.2 de Sentery regio, in het bijzonder de Kalebwe ya Ngongo, maar daarbij heb ik ook gesteund op de gelijkenis van ‘mijn’ beeldje met twee afgebeelde beelden uit die categorie. Dan zou de toeschrijving inderdaad kunnen kloppen, want in de documentatie was het zwarte beeldje al als afkomstig van de Kalebwe omschreven.
Het tweede beeldje, een vrouwen figuur met duidelijke Luba invloeden, te weten een Luba kapsel naar achteren (H 20 cm), was nog moeilijker in te delen: zo was het Luba kapsel geen keuzemogelijkheid; en dat gold ook voor de vorm van de oren (een driehoek met een gaatje erin); verder had het beeldje geen benen en voeten. Op basis van de resterende kenmerken leek het beeldje eventueel in te delen in groep X.2 d.w.z. de Kalebwe van het Zuiden, in het bijzonder de workshops bij Kisengwa. Maar toen ik naar de foto’s uit het boek keek van deze workshops bleken dit allemaal beeldjes te zijn met een Kifwebegezicht/masker, iets wat deze vrouwenfiguur uiteraard niet had. In dit geval ben ik er dus helemaal niet uitgekomen.
Het was uiteindelijk een hele klus de beide beeldjes proberen in te delen, maar op zich wel spannend, en je gaat goed systematisch op de details letten. Ik vroeg mij af welke ervaringen de andere leden hiermee hebben?
Dick.