De najaarsveilingen in Parijs.
Het lijkt erop dat Sotheby’s weer de bovenhand heeft gekregen in de verkoop van etnografische kunst. Nadat in New York al een recordomzet van 11.5 miljoen dollar was geboekt met een bijna 100% verkoop, keek iedereen vol belangstelling naar wat er in Parijs te gebeuren stond. Hier was het omzetverschil minder opvallend. Beide huizen verkochten zo’n goeie 60% van het aanbod. Christie’s haalde hierbij 2.387.450 euro binnen, Sotheby’s 3.687.550. Het verschil zat hem in de topstukken. Bij Christie’s zagen we slechts één echte uitschieter, een tempelbeeld van de Fidji eilanden (foto 1) dat afklopte op 433.500 euro.
Bij Sotheby’s klokten 2 loten af boven de 500.000: lot 21, een Kota reliekfiguur (foto 2) voor 529.500, en lot 23, een Fang beeld (foto 3) dat niet minder dan 1.441.500 euro opbracht. Als we even abstractie maken van die 3 toppers, liggen de resultaten vrij kort bijeen. Voor de rest bleef bijna de hele verkoop netjes binnen of zelfs onder de geschatte prijzen. Het viel trouwens op dat de prijzenpolitiek van Sotheby’s verschillend is in New York en in Parijs. Heinrich Schweizer houdt het liever bij lage schattingen, waar vele bieders het gevoel hebben dat ze mee kunnen doen. Het loonde alleszins dit jaar. Marguerite de Sabran zet de minimum- en maximumprijzen wat scherper.
Er bleven dan ook meer stukken onverkocht, zelfs bij instelprijzen die een stuk onder de laagste schatting lagen. Er wordt tegenwoordig ook zeer selectief gekocht. Voor topkwaliteit worden hoge bedragen neergeteld, maar het mindere werk vindt nauwelijks nog afnemers. De bescheidener kopers vinden dergelijke stukken immers voor veel minder geld op de kleinere veilingen. Benieuwd hoe het allemaal gaat evolueren.
Wij wensen alle lezers een vrolijk jaareinde toe, en wie weet, in 2014 een uitzonderlijke vondst!
Martin Lagrain