15 November 2013 | 10:00 AM | New York
De Allan Stone collectie.
15.11.2013 werd bij Sotheby’s New York de verzameling van Allan Stone – deel 1 – geveild. Hij was een advocaat die zijn praktijk opgaf om een kunstgalerie uit te baten, waar hij zowel hedendaagse kunst als etnografica aanbood. Zijn voornaamste leverancier was de onlangs overleden Merton Simpson. Als je foto’s bekijkt van het huis van Allan Stone, dan kan je bijna niet anders dan terugdenken aan de collectie van Pierre Vérité. De kunstwerken staan rijen dik opgestapeld, op de vloer, op de vensterbanken, op de schoorsteen… Hij had een bijzondere voorliefde voor stukken van de Songue en voor de krachtbeelden van de Yombe en de Villi uit Kongo. Vele komen nu pas voor het eerst naar buiten. Er zaten heel wat bijzondere voorwerpen tussen, en de verwachtingen waren dan ook hoog gespannen. En terecht: 151 van de 154 kavels vonden een nieuwe eigenaar voor een totaal bedrag van 11.489.750 dollar!
Lot 20, een keveke masker uit de Golf van Papoua. Deze maskers worden door de mannen in het mannenhuis vervaardigd. Zij zijn tot 4 meter groot, en bestaan uit een rotan frame waarover schors wordt gespannen. Hierop zijn met vezels versieringen afgebakend, die dan vegetaal worden ingekleurd. De tekeningen zijn typisch voor één welbepaalde clan, en stellen bos- of riviergeesten voor die geacht worden de clan te beschermen. Rondom zit een kleed van vezels dat het lichaam van de drager van het masker volledig bedekt. Schatting 100-150.000, opbrengst 80.000 dollar.
Lot 40, een beeld van de Proto-Dogon periode van rond 1000 AD. Deze zeer zeldzame beelden met opgegeven armen doen het meeste denken aan de ‘regensmekers’ van de Dogon. Zij zijn waarschijnlijk afkomstig van de Djenneke, gezien de gelijkenissen in stijl met de terra cotta figuren uit die periode uit Djenné. In de 15-de eeuw werden ze verdreven door de Songhay, die islamitisch waren en massaal de ‘afgodsbeelden’ vernietigden. Men denkt dat ze met een deel van hun productie gevlucht zijn naar de klippen van Bandiagara, en aldus de voorlopers waren van de Dogon. De beelden zijn zolang bewaard gebleven in grotten in de rotswanden, ver weg van hout etende insecten en van blootstelling aan weer en wind. Bij een schatting van 400-600.000 werd uiteindelijk 350.000 neergeteld.
Lot 56, een steunpilaar uit Ivoorkust. Deze figuren stonden aan de ingang van het huis van een clanhoofd in zuid-oost Ivoorkust, in de streek van de meren. Vermoedelijk zijn het portretten van de chefs, die gebruikt werden in de vooroudercultus. Typisch zijn de dubbele haarknot, de zeer grote handen en de dikke benen met grote voeten. Zij vertonen stijlkenmerken van de Akan. Zij worden toegeschreven aan de ‘meester van de grote handen’. Schatting 120-180.000, toegewezen voor 220.000.
Lot 80, een opzetstuk van de Ejagham uit het Cross River gebied in Nigerië. Het hoofd is volledig bedekt met de huid van een kleine antilopensoort, de Red Duiker. De opvallende haarstijl was voorbehouden voor vrouwen tijdens de initiatie en vlak voor hun huwelijk. Schatting 100-150.000, afgehamerd op 250.000.
Loten 100, 103, 106, nagel krachtbeelden uit Kongo. Deze figuren en hun betekenis zijn voldoende bekend. Toch is lot 100 zeer speciaal (foto 1). De linker hand knijpt de keel dicht waarbij de tong uit de mond hangt, terwijl de rechter dit schijnt te willen beletten. In de linker arm is vooral massief ijzer geslagen, terwijl in de rechter alleen maar nagels zitten. Er is dus in één en hetzelfde beeld zowel een slechte en gevaarlijke als een goede en beschermende kant. Het beeld moet ook uitzonderlijk efficiënt geweest zijn, gezien de uitzonderlijke hoeveelheid metaal dat er in zit. Bij een schatting van 400-600.000 werd zo maar eventjes 1.500.000 geboden. De andere 2 exemplaren zijn eerder klassiek met de opgegeven rechterhand waarin een speer hoort te zitten. Zij brachten respectievelijk 240.000 en 70.000 dollar op.
Lot 111, een oorlogs-opzetmasker van de Kuba (foto 2). Dit is zonder twijfel het zeldzaamste stuk uit de verkoop. Deze grote maskers (dit exemplaar meet 156 cm) werden gemaakt voor éénmalig gebruik bij initiatieriten die maar éénmaal om de 20 jaar plaatsvonden. Na gebruik werden ze vernietigd, en daarom ook zijn ze praktisch onbekend. Ze worden toegeschreven aan de Kete, een kleinere ondergroep van de Kuba. Dit opzetmasker is een mannelijk type, dat samen danste met een vrouwelijke variant. Het is bedekt met roodhoutpoeder, hetgeen verwijst naar de doden, die voor de begrafenis met dit soort poeder werden ingewreven. Het heeft ook kameleon ogen, die alles zien in alle richtingen. Rond 1920 werden de Kete door een epidemie gedecimeerd. De ritus werd ook verboden door de kolonialen en is rond die tijd waarschijnlijk gestopt. Schatting van 600-900.000, toegewezen voor 480.000.
Daarna volgen nog een hele reeks Songue krachtbeelden, waarvan er niet minder dan 7 een schatting hadden van meer dan 100.000 dollar. Het meest bekende is lot 114, een beeld met 4 horens die naar de 4 windstreken wijzen (foto 3). De grote Songue beelden dienden ter bescherming van een dorp of clan, de kleinere eerder voor een familie of persoon. Daarom moeten de grote beelden impressionanter zijn dan de kleinere. Ze moesten immers de tussenkomst afdwingen van meer krachtige voorouder geesten. Bij een schatting van 600-900.000 werd afgehamerd op 1.800.000! Ook de andere grote krachtbeelden haalden goede opbrengsten: lot 118 500.000, lot 121 120.000, lot 124 100.000, lot 131 110.000, lot 134 280.000, lot 140 eveneens 280.000 en lot 141 320.000.
Martin Lagrain