Juni 2014: drukke veilingmaand!
Het begon al tijdens de jaarlijkse BRUNEAF in Brussel met de verkoop bij Native. De eerste 36 kavels waren boeken, waarvan er 30 weggingen tegen schattingsprijzen of erboven. Bij het Afrikaans aanbod vielen 2 groepen op: stukken verzameld tussen 1913 en 1923 afkomstig van een Franse koloniale administrator, vooral van de Punu en de Bembe, en stukken uit de verzameling van Karel Timmermans. Toppers waren lot 48, een zeldzame Tsogho reliekfiguur die 28.000 haalde, en lot 121, een Songue janusbeeld dat 27.000 euro opbracht. Met 96 verkochte stukken op 133 (72%) en een opbrengst van 246 070 euro voor kosten was de veiling een succes.
Daarna waren de grote kleppers aan de beurt in Parijs.
Op 13 juni vond bij Drouot een wel heel speciale veiling plaats. Er werd namelijk slechts één stuk aangeboden, een Guro masker (foto 1) van een bekende hand uit de collectie van André Breton. Geschat op 100 – 150 000 werd er zo maar eventjes 1 375 000 euro voor neergeteld!
Op 18 juni ging de veiling van Sotheby’s door. De totale opbrengst van 5 133 300 euro bij een aanbod van 77 loten doet een groot succes vermoeden. Maar: 3 800 000 werd betaald voor één enkel stuk, de Fang Mabea (foto 2) van lot 36, een beeld met een indrukwekkende provenance, ontelbare keren gepubliceerd en tentoongesteld. Lot 28, het mooiste stuk van de dag, een Lulua beeldje van 29 cm groot bracht 300 000 euro op. Lot 61, een groot beeld van de Bangwa uit Kameroen, ging voor 330 000 weg. De andere kavels met schattingen boven de 100 000 bleven onverkocht. Hierbij lot 43, een Yaure masker, ingehouden op 280 000, lot 72, een Sangu reliekfiguur, op 85 000, en lot 77, een beeld van de Fang, op 120 000. Een derde van het aanbod raakte niet verkocht, en de rest bleef veelal onder of in de buurt van zijn laagste schatting.
Een dag later was het de beurt aan Christie’s met een veiling in 2 delen. In deel 1 werd de collectie van Rudolf en Leonore Blum aangeboden, 63 stukken in totaal. Uit het verleden weten we dat dergelijke collecties het meestal erg goed doen, en ook nu was dit het geval. Niet alleen was de kwaliteit erg goed, de erfgenamen wilden ook alles weg, zodat de instelprijzen laag tot zeer laag waren. Slechts 7 stukken raakten niet verkocht. De enige reden hiervoor was dat er geen enkel bod op kwam. De totale opbrengst was 2 919 000 euro voor 56 kavels. Er zaten wat koopjes tussen, maar veel stukken gingen ook vlot over de bovengrens van de schatting. Zo lot 7, een Dogon beeld voor 100 000 (schatting 50 – 80 000), lot 8, een Bamana ntomo masker voor 210 000 (60 – 80 000), lot 11, een maternité van de Senoufo, voor 440 000 (200 – 300 000), lot 26, een aquamanile van een
luipaard (foto 3) uit Benin, voor 420 000 (50 – 70 000), lot 48, een Mangbetu trom, voor 135 000 (25 – 35 000), en lot 58,een Luba Shankadi neksteun, voor 550 000 (200 – 300 000). Deel 2 van de veiling, uit losse inbreng, was een stuk minder. Van de niet-Afrikaanse stukken gingen er 29 weg op 46, iets meer dan de helft. Slechts één uitschieter, lot 145, een dolk van de Tlingit, die 180 000 opbracht. Van de 66 Afrikaanse kavels werden er 34 toegewezen voor een totale som van 1 268 800 euro.
Ook hier slechts één uitschieter, lot 156, een oud Dan masker (foto 4) afkomstig van Paul Guillaume, dat bij een schatting van 40 – 60 000 werd toegewezen voor 600 000 euro. Op de Inagaki sokkel zit een plaatje dat het masker uit de 5-de eeuw dateert, wat totaal onmogelijk is. Lot 190, een masker van de Punu-Lumbo, haalde met 180 000 juist de laagste schatting, terwijl lot 200, een Songue kifwebe masker, voor 140 000 de deur uitging.
Tenslotte ging op 28 juni de zomerveiling van Zemanek door in Munster. Van de 567 loten vonden 178 (30%) een nieuwe eigenaar.
Martin Lagrain